Begeleiding is een flexibele vorm van jeugdhulp die gericht is op het oplossen van praktische problemen, het voorkomen van achteruitgang en het veranderen van niet-effectieve gedragingen. Doel is het kunnen meedoen in de samenleving, mensen kunnen ontmoeten, naar school gaan of een andere zinvolle dagbesteding krijgen/behouden. Begeleiding gaat niet om het aanpakken van de beperking/stoornis zelf maar om het functioneren van de cliënt met de stoornis. Het vinden van een effectieve manier van omgang met de beperking/stoornis en het optimaliseren of optimaal leren benutten van de eigen mogelijkheden waardoor de cliënt zijn functioneren verbeterd en weer kan meedoen in de maatschappij. Begeleiding is een ontwikkel- en leerproces met een doel en een eindpunt. Het is daarom noodzakelijk om periodiek het nut en noodzaak van de begeleiding te evalueren, gekoppeld aan de gestelde doelen.
Voor begeleiding is, in de meeste gevallen, minder specifieke deskundigheid vereist dan voor behandeling (opleidingsniveau MBO/HBO). Een diagnose is geen vereiste.
De activiteiten bestaan uit: a) het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen, of; b) het ondersteunen bij of oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of; c) het (tijdelijk) overnemen van toezicht op de cliënt (om escalatie/ontsporing te voorkomen en ter ontlasting van de thuissituatie). De aangeboden activiteiten zijn een middel om te werken aan de met de verwijzer afgesproken en vastgestelde doelen en geen doel op zich. Deelname is dan ook niet vrijblijvend!
Begeleiding in groepsverband is gericht op het krijgen/behouden van een dagstructuur, het ontwikkelen, verbeteren of aanleren van sociale vaardigheden, of dingen leren in groepsverband. Begeleiding in groepsverband kan ook persoonlijke verzorging omvatten.
Binnen een arrangement begeleiding groep, vallen ook de individuele begeleidingsmomenten, die plaatsvinden binnen de dagdelen dat er begeleiding in groepsverband plaatsvindt, op dezelfde locatie. Binnen een arrangement begeleiding groep valt niet de begeleiding in de thuissituatie. Deze vindt plaats buiten de tijdstippen dat begeleiding groep geboden wordt of op een andere locatie (bijv. wanneer ouders begeleid worden als kind bij groepsbegeleiding is) en dient dan ook middels een apart arrangement (Begeleiding individueel) ingezet te worden.
Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer.
Onder arrangement begeleiding valt in ieder geval niet 2: 1. De behoefte aan begeleiding die ook opgepakt kan worden door het voorliggend veld, of die kan worden geleverd door in gesprek te gaan met een POH-jeugd en gezin. Denk hierbij ook aan maatschappelijk werk, CJG, burgerinitiatieven of kinderopvang (zo nodig met SMI), ook voor overbrugging in vakantieperiodes. 2. Begeleiding ter ontlasting ouders: begeleiding kan nooit ingezet worden enkel ter ontlasting van de ouders. Er dient altijd een combinatie te zijn met bepaalde doelstellingen voor het kind of het gezin. Anders kan er ook kinderopvang (denk aan SMI) ingezet worden. Zorg alleen gericht op ontlasting wordt niet vergoed vanuit dit arrangement 3. Andere zorgvormen die niet onder de Jeugdwet vallen, zoals bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding en begeleiding bij dyscalculie.
1.2 Begeleiding Individueel
Begeleiding is een flexibele vorm van jeugdhulp die gericht is op het oplossen van praktische problemen, het voorkomen van achteruitgang en het veranderen van niet-effectieve gedragingen. Doel is het kunnen meedoen in de samenleving, mensen kunnen ontmoeten, naar school gaan of een andere zinvolle dagbesteding krijgen/behouden. Begeleiding gaat niet om het aanpakken van de beperking/stoornis zelf maar om het functioneren van de cliënt en zijn omgeving en/of gezin met de stoornis. Het vinden van een effectieve manier van omgang met de beperking/stoornis en het optimaliseren of optimaal leren benutten van de eigen mogelijkheden waardoor de cliënt zijn functioneren verbeterd en weer kan meedoen in de maatschappij. Begeleiding is een ontwikkel- en leerproces met een doel en een eindpunt. Het is daarom noodzakelijk om periodiek het nut en noodzaak van de begeleiding te evalueren, gekoppeld aan de gestelde doelen, dit kan worden opgenomen in het gezinsplan.
Voor begeleiding is, in de meeste gevallen, minder specifieke deskundigheid vereist dan voor behandeling (opleidingsniveau MBO/HBO). Een diagnose is geen vereiste.
Begeleiding individueel wordt geboden in de thuissituatie en/ of op de locatie waar de cliënt zich bevindt.
De activiteiten bestaan uit: a) het ondersteunen bij, of oefenen met vaardigheden of handelingen, of; b) het ondersteunen bij, of oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of; c) het (tijdelijk) overnemen van toezicht op de cliënt (om escalatie/ontsporing te voorkomen en ter ontlasting van de thuissituatie). De aangeboden activiteiten zijn een middel om te werken aan de met de verwijzer afgesproken en vastgestelde doelen en geen doel op zich. Deelname is dan ook niet vrijblijvend! De begeleiding kan ook activiteiten bevatten ten behoeve van de persoonlijke verzorging van cliënt.
Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer.
Onder het arrangement begeleiding valt in ieder geval niet: 1. De behoefte aan begeleiding die ook opgepakt kan worden door het voorliggend veld, of die kan worden geleverd door in gesprek te gaan met een POH-jeugd en gezin. Denk hierbij ook aan maatschappelijk werk, CJG, burgerinitiatieven of kinderopvang (zo nodig met SMI), ook voor overbrugging in vakantieperiodes. 2. Begeleiding ter ontlasting ouders: begeleiding kan nooit ingezet worden slechts ter ontlasting van de ouders. Er dient altijd een combinatie te zijn met bepaalde doelstellingen voor het kind of het gezin. Anders kan er ook kinderopvang (denk aan SMI) ingezet worden. Zorg alleen gericht op ontlasting van dit gezin en of netwerk wordt niet vergoed vanuit dit arrangement 3. Andere zorgvormen die niet onder de Jeugdwet vallen, zoals bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding en begeleiding bij dyscalculie.
Begeleiding individueel maatwerk is een arrangement dat slechts uitzonderlijk zal worden ingezet en slechts met toestemming van de gemeentelijke toegang. Maatwerk kan alleen worden ingezet indien de hulpvraag zulke intensieve zorg vraagt, dat de toegang, op basis van redelijke overwegingen, beslist dat de zorg niet binnen de reguliere arrangementen kan worden geleverd.
Persoonlijke verzorging wordt gezien als ‘verzwaring’ van een arrangement begeleiding, waardoor de hulpvraag complexer wordt. Wanneer een kind onder begeleiding met lage complexiteit valt maar PV nodig heeft, kan worden besloten door de toegang om begeleiding met complexiteit midden in te zet ten. Bij kinderen met begeleiding met complexiteit hoog wordt uitgegaan dat PV binnen het arrangement valt. Wanneer een kind alleen PV nodig heeft, wordt bij voorkeur begeleiding Laag kort ingezet.
Cliënten die Persoonlijke verzorging nodig hebben in relatie tot (of een hoog risico op) geneeskundige zorg vallen vanaf 2018 niet meer onder de Jeugdwet. Deze zorg wordt dan ook uitgesloten van dit arrangement. Alleen de persoonlijke verzorging die niet door de reguliere begeleiding kunnen worden opgevangen en die nodig is om een tekort aan zelfredzaamheid ten aanzien van de dagelijkse levensbehoeften op te heffen, valt nog onder de Jeugdwet.
1.3 Begeleidie Omgangs Regeling (BOR)
Ondersteuning aan complexe en problematische gezinnen bij het vastleggen en nakomen van afspraken over zorg en opvoeding. Gericht op het behouden van contact met beide ouders. Door de praktische uitvoering zijn kinderen en ouders in de gelegenheid te oefenen met nieuw gedrag en hun relatie opnieuw te starten.
De BOR wordt uitgevoerd door professionele, indien noodzakelijk therapeutische, begeleiding. Indien de BOR op therapeutisch niveau wordt uitgevoerd, mag geen arrangement “Behandeling Individueel” aanvullend worden toegewezen.
Het arrangement BOR kan worden ingezet naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak . Aanbieder heeft de verplichting om te rapporteren aan de rechtbank over de uitvoering ervan.
Indien behoefte is aan ondersteuning in de begeleide omgang van gescheiden ouders, zonder dat er een gerechtelijke uitspraak hiervoor gedaan is, kan een gemeentelijk toegangsteam ook besluiten om deze ondersteuning in te zetten middels een arrangement “BOR Vrijwillig”.
Er is een duidelijk verschil in inzet (uren) tussen een BOR die gerechtelijk wordt uitgesproken en een vrijwillige BOR door de rapportageplicht. Vandaar dat hiervoor twee verschillende arrangementen zijn ingericht.
De begeleide omgang kan dagelijks plaatsvinden, zo nodig buiten kantooruren, thuis of op de locaties van de aanbieder of andere locaties die vanuit het perspectief van de ouders de voorkeur verdienen.
Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer.
Onder het arrangement Begeleide omgangsregeling (BOR Gerechtelijk of Vrijwillig), valt in ieder geval niet3: 1. De behoefte aan begeleiding die ook opgepakt kan worden door het voorliggend veld, of die kan worden geleverd door in gesprek te gaan met een POH-jeugd en gezin. Denk hierbij ook aan maatschappelijk werk, CJG, burgerinitiatieven of kinderopvang (zo nodig met SMI), ook voor overbrugging in vakantieperiodes. 2. Zorg die ook geleverd kan worden onder Begeleide Omgangsregeling Licht 3. Andere zorgvormen die niet onder de Jeugdwet vallen.
Let op: Als één van de ouders/gezagsdragers de toestemmingsverklaring niet willen ondertekenen dient dit op een apart document verklaard te worden. Dit document wordt dan toegevoegd aan het gezinsplan
2. Behandeling
2.1 Behandeling Groep
Een behandeling wordt gebruikt om een basis te leggen, die de cliënt kan gebruiken om zijn problemen hanteer te maken. De behandeling bouwt ‘fundamenten’ (leren van vaardigheden) waarmee een kader ontstaat waarbinnen de problemen kunnen worden gestabiliseerd, hanteerbaar gemaakt en die bijdrage aan een duurzaam herstel leveren. Een behandeling gebeurt op grond van een diagnose die binnen het arrangement van de behandeling kan worden gesteld. Dit maakt dat het diagnostisch onderzoek of observatieonderzoek onderdeel is van de behandeling Binnen een behandeling worden, indien voor handen, erkende Evidence Based methodieken gebruikt, die worden onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek. Een behandeling wordt altijd vanuit een wetenschappelijke basis uitgevoerd. Een behandeling gebeurt hierom altijd onder de verantwoordelijkheid van een wetenschappelijk opgeleide beroepskracht (WO/ WO+), de zo genaamde regiebehandelaar. In complexe casussen wordt ook de uitvoering van de zorg vormgegeven door een WO- of WO+-er. Daar waar geen sprake is van psychische problematiek, maar van een behandeling op basis van een erkende Best Practice methodiek, waar geen diagnose aan ten grondslag ligt of waar sprake is van een behandeling die wordt uitgevoerd door HBO-ers (medebehandelaar), vindt deze plaats onder de supervisie van een wetenschappelijk opgeleide beroepskracht (middels een MDO). Onder de medebehandelaren vallen ook Speltherapie, Psychomotorische (kinder-) Therapie, Beeldende-, Dans-, Drama- of Muziektherapie. Deze kunnen op onderdelen worden ingezet mits deze vermeld staan in het Register Vaktherapie dat valt onder de Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB).
Deze supervisie kan alleen worden uitgevoerd door: ∙ Psychiaters ∙ Klinisch Psychologen ∙ Verpleegkundig Specialisten ∙ GZ-Psychologen ∙ Kinderartsen/ Pediaters ∙ Orthopedagoog Generalist (niet bij behandeling van psychische problematiek) ∙ Orthopedagoog op WO-niveau (in het geval van LVG-problematiek) Bij een behandeling wordt altijd gewerkt met een programmatische systematiek gebaseerd op protocollen voortkomend uit de erkende Evidence Based of Best Practice methodieken binnen een van tevoren gedefinieerde periode voorzien van start- en einddatum (na de eventuele diagnose). Doordat met een behandeling de ‘fundamenten’ worden gelegd, is het mogelijk dat een behandeling wordt opgevolgd door een begeleiding, waarbij op deze fundamenten wordt voortgebouwd (vaardigheden ‘inslijpen’, ondersteunen of behouden).
Grondslag voor de behandeling kan zijn: a. medisch (somatische, psychische of psychiatrische stoornis, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking); b. opvoedkundig/systemisch/sociaal.
De verbinding met en vertaling naar de thuissituatie (relatie met doelstellingen behandeling groep) is onderdeel van het arrangement behandeling groep. Binnen een arrangement behandeling groep, vallen ook de individuele behandel- en begeleidingsmomenten gericht op het kind, die plaatsvinden binnen de dagdelen dat er behandeling in groepsverband plaatsvindt.
Behandeling groep gaat om: GGZ-dagbehandeling, Medisch kleuterdagverblijven (MKD) en naschoolse dagbehandeling en dagbehandeling voor de LVB-sector.
Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer.
Let op! Ook in 2022 gelden de specifieke werkafspraken tussen gemeenten en GGZ-aanbieders t.a.v. hulpverleningsplan/Plan van aanpak zoals gepubliceerd op de website onder ‘Samenwerking GGZ aanbieders’.
2.2 Behandeling Individueel
Een behandeling wordt gebruikt om een basis te leggen, die de cliënt kan gebruiken om zijn problemen hanteerbaar te maken. De behandeling bouwt ‘fundamenten’ (leren van vaardigheden) waarmee een kader ontstaat waarbinnen de problemen kunnen worden gestabiliseerd, hanteerbaar gemaakt en die bijdrage aan een duurzaam herstel leveren. Een behandeling gebeurt op grond van een diagnose die binnen het arrangement van de behandeling kan worden gesteld. Dit maakt dat het diagnostisch onderzoek of observatieonderzoek onderdeel is van de behandeling Binnen een behandeling worden, indien voor handen, erkende Evidence Based methodieken gebruikt, die worden onderbouwd door wetenschappelijk onderzoek. Een behandeling wordt altijd vanuit een wetenschappelijke basis uitgevoerd. Een behandeling gebeurt hierom altijd onder de verantwoordelijkheid van een wetenschappelijk opgeleide beroepskracht (WO/ WO+), de zogenaamde regiebehandelaar. In complexe casussen wordt ook de uitvoering van de zorg vormgegeven door een WO- of WO+-er. Daar waar geen sprake is van psychische problematiek, maar van een behandeling op basis van een erkende Best Practice methodiek, waar geen diagnose aan ten grondslag ligt of waar sprake is van een behandeling die wordt uitgevoerd door HBO-ers (medebehandelaar), vindt deze plaats onder de supervisie van een wetenschappelijk opgeleide beroepskracht (middels een MDO). Onder de medebehandelaren vallen ook Speltherapie, Psychomotorische (kinder-) Therapie, Beeldende-, Dans-, Drama- of Muziektherapie. Deze kunnen op onderdelen worden ingezet mits deze vermeld staan in het Register Vaktherapie dat valt onder de Federatie Vaktherapeutische Beroepen (FVB).
Deze supervisie kan alleen worden uitgevoerd door: ∙ Psychiaters ∙ Klinisch Psychologen ∙ Verpleegkundig Specialisten ∙ GZ-Psychologen ∙ Kinderartsen/ Pediaters ∙ Orthopedagoog Generalist (niet bij behandeling van psychische problematiek) ∙ Orthopedagoog op WO-niveau (in het geval van LVG-problematiek) Bij een behandeling wordt altijd gewerkt met een programmatische systematiek gebaseerd op protocollen voortkomend uit de erkende Evidence Based of Best Practice methodieken binnen een van tevoren gedefinieerde periode voorzien van start- en einddatum (na de eventuele diagnose). Doordat met een behandeling de ‘fundamenten’ worden gelegd, is het mogelijk dat een behandeling opgevolgd wordt of parallel loopt aan begeleiding, waarbij op deze fundamenten wordt voortgebouwd (vaardigheden ‘inslijpen’, ondersteunen of behouden).
Grondslag voor de behandeling kan zijn: a. medisch (somatische, psychische of psychiatrische aandoening, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking); b. opvoedkundig/systemisch/sociaal.
Binnen het arrangement behandeling individueel, wordt een apart segment gereserveerd voor alles wat onder ‘behandeling start’ uitgevoerd kan worden. Het gaat dan om kort specialistische behandelingen, de oude basis GGZ, Diagnose trajecten, en overige kort specialistische behandelingen. Het gaat om minimaal 5 gemiddeld aantal contactmomenten over alle geleverde producten van dit onderdeel. Voor arrangementen waar alleen sprake is van medicijncontrole, dient de zorg uitgevoerd te worden onder het arrangement ‘Behandeling Medicijn Controle’. Dit arrangement kan niet worden ingezet in combinatie met andere behandelarrangementen. Indien er sprake is van een behandeling, maakt de medicijncontrole onderdeel uit van dat andere behandelarrangement. Bij verwijzing via de artsenroute wordt zorg gestart en wordt cliënt in eerste instantie ingedeeld in behandeling start. Mocht reeds duidelijk zijn dat de zorgvraag een zwaardere categorie binnen het arrangement behandeling individueel rechtvaardigt, dan dient de aanbieder dit te overleggen met de gemeentelijke toegang. Op basis van het door aanbieder opgestelde gezinsplan (1G1P) kan deze een toewijzing afgeven voor een ander segment.
Let op! Ook in 2022 gelden de specifieke werkafspraken tussen gemeenten en GGZ-aanbieders t.a.v. hulpverleningsplan/Plan van aanpak zoals gepubliceerd op de website onder ‘Samenwerking GGZ-aanbieders'. Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer.
3. Dyslexie
3.1 Dyslexie Behandeling
De individuele behandeling bestaat uit: • trainen letter-klank koppeling • trainen fonologische vaardigheden (klankverwerking van taal) • een algoritme voor het aanleren van spellingsregels op grond van fonologische en morfologische woordkenmerken en regels • specialistische leestraining: kortdurende visuele letter/woord presentaties, waarbij aandacht voor systematisch opgebouwde herhaling en koppeling geschreven en gesproken woordvormen • integratie onderdelen: protocol waarin verantwoord wordt hoe deze inhouden zijn verwerkt in modules en hoe modules zich verhouden ten opzichte van elkaar • vastleggen van de behandelresultaten en klanttevredenheid
Vorm • Dyslexie (individuele) Behandeling dient door dezelfde organisatie geleverd te worden als waar de diagnose is gebeurd. • een Dyslexie Behandeling mag alleen worden uitgevoerd, nadat uit de Diagnose Dyslexie is gebleken dat een Dyslexie Behandeling noodzakelijk is. De Diagnose Dyslexie is de onderlegger van de Behandeling Dyslexie • de behandeling heeft een expliciet begin- en eindpunt • alle leerdoelen zijn per module voor behandelaar duidelijk omschreven • een behandelsessie bestaat altijd uit een combinatie van schriftelijke en mondelinge interactie, computerondersteund • naast wekelijkse behandelsessies met een gespecialiseerde behandelaar, regelmatige oefeningen onder begeleiding van een oefenpartner • het programma voorziet in oefenmateriaal waarmee de cliënt onder begeleiding van een oefenpartner dagelijks kan oefenen (vereist voldoende grote bestanden van woorden) • Systematische evaluatie van de behandelresultaten • Doen van klanttevredenheidsonderzoek (middels de CQ-index)
Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer.
3.2 Dyslexie Diagnose
Criteria voor doorverwijzing vanuit school naar de zorg (voor aanvang arrangement) Alvorens een school een leerling kan doorverwijzen voor dyslexie dienen de volgende stappen te zijn ondernomen: 1. Het ‘Schema Stappenplan voor toetsing, onderwijs, begeleiding en doorverwijzing’ vanuit het Masterplan Dyslexie moet zijn doorlopen. 2. Bij doorverwijzing voor diagnostiek moet het schoolanamnese rapport worden aangeleverd bij de dyslexieaanbieder, bestaande uit: o Formulier ‘info leerling dossier dyslexie’ te downloaden van de website van het Nederland Kwaliteitsinstituut Dyslexie (NKD), zijn ook te vinden op de site van de zorgaanbieder zelf. Waarin de volgende gegevens worden verwerkt: - Beschrijving lees- en spellingprobleem - Signalering lees- en spellingproblemen: datum, onderzoek (instrumentarium, criteria, resultaten), onderzoeker - Duur en inhoud extra begeleiding op school (handelingsplannen), begeleider - Resultaten extra begeleiding en beschrijving evaluatie instrumentarium - Vaststelling stagnatie met vermelding instrumentarium en normcriteria - Argumentatie voor ‘vermoedelijke dyslexie’ - Vermelding en beschrijving eventuele andere leerstoornissen - Rapportage door bevoegd schoolfunctionaris o Basisgegevens leerlingvolgsysteem, LOVS in A t/m E-scores o Kopie ID, is aan de gemeente om te beslissen i.v.m. privacywetgeving o Eventueel meldingen van (een vermoeden van) comorbiditeit.
3. Beoordelen schoolanamnese rapport op criteria ED (ernstige, dyslexie) door een Poortwachter: Bewaking van de kwaliteit van de aanmeldingen voor ED-zorg is essentieel. Dat betekent dat de overgang (‘poort’) van niveau 3 (extra ondersteuning in de klas) naar 4 (specialistische behandeling extern) cruciaal is. Daarbij kan een functionaris of orgaan die deze overgang bewaakt (‘poortwachter’) een belangrijke rol vervullen. Voor meer informatie, zie https://dyslexiecentraal.nl/sites/default/files/media/document/2020- 02/2020_Samenwerken%20bij%20EED-vs4feb20.pdf
Een aanmelding voor diagnostisch dyslexie onderzoek vanuit de school is ontvankelijk o Indien de schoolanamnese en signaleringsgegevens stagnatie aantonen o De gegevens betreffende extra begeleiding op school aantonen dat hierin geen of onvoldoende verbetering optreedt. o Als wordt voldaan aan de richtlijnen gesteld in het Masterplan Dyslexie.
Verder wordt geïnventariseerd: o Informatie met betrekking tot eventuele comorbiditeit, leeromgeving en gezinssituatie; o Regelmaat onderwijs (langdurige afwezigheid, schoolwisselingen) o Inventarisatie lees en/of spelling- en andere leerproblemen o Inventarisatie mogelijke alternatieve oorzaken lees-en spellingproblemen; o Medisch, gedragsproblemen, andere ontwikkelingsproblematiek o Inschatting motivatie van zowel cliënt als die van ouders/begeleiders o Informatie betreffende moedertaal en meertaligheid o Inventarisatie extra begeleiding op lees- en/of spellinggebied o Inventarisatie hulpvraag vanuit ouders/school.
Procedure diagnose dyslexie 1. Uitvoering diagnostisch onderzoek: (inhoud arrangement) o Niveaubepaling lezen en spellen: pseudowoorden, woorden en zinnen o Onderzoek dyslexie typerende cognitieve vaardigheden: letter-klank koppeling (nauwkeurigheid en snelheid), fonologische taalvaardigheden (nauwkeurigheid en snelheid), benoemen letters en cijfers, verbale werkgeheugenvaardigheden o Onderzoek aandoeningen die mogelijk contra-indicatief zijn voor dyslexie: semantische taalvaardigheden, algemene geheugenproblemen, algemene intelligentiebepaling o Onderzoek comorbiditeit (tegelijkertijd voorkomen van twee of meer stoornissen indien manifest en relevant) o Afhankelijk van het geconstateerde klachtgedrag
Vervolgens vindt er een analyse plaats van de uitkomsten en wordt een eindrapport opgemaakt met eventueel een behandelplan dat besproken wordt met de ouders.
Indien een gezin, eventueel met ondersteuning van het netwerk van dat gezin, (vooralsnog) onvoldoende redzaam is, daarmee niet in het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie van hulpverlening kan voorzien en het vervoer dient te worden ingezet om de noodzakelijke hulp te kunnen bieden aan deze jeugdige, draagt de aanbieder zorg voor dit vervoer
4. Regie
In sommige gezinnen kan het gewenst zijn (casus)regie te organiseren. Hier kan sprake van zijn wanneer veel hulpverleners zijn betrokken, maar ook wanneer er zich situaties voordoen die neigen naar het inzetten van een route richting het gedwongen kader. Het doel van het overnemen van de casusregie is om ervoor te zorgen dat ouders zelf de regie over hun leven en de opvoeding van hun kinderen weer kunnen terugpakken en daarmee in voorkomende gevallen eventueel een kinderbeschermingsmaatregel te voorkomen. De regisseur trekt gezamenlijk op met de ouders, het netwerk, hulpverleners en indien nodig ook de Raad voor de Kinderbescherming.
Het arrangement regie kan alleen worden ingezet door het toegangsteam, bij aanbieders die dit hebben aangegeven bij de contractafspraken én indien het toegangsteam zelf de regie niet kan of wil uitvoeren. De regisseurs kunnen casussen krijgen waarbij zij nog niet eerder betrokken waren, of casussen waarbij zij wel al betrokken zijn maar die fors meer regie vragen dan in het kader van redelijkheid kan worden verwacht binnen de bestaande hulpverlening.
5. Pleegzorg
5.1 Pleegzorg LVB
Pleegzorg is een vorm van zorg waarin pleegouders het pleegkind verblijf, verzorging en vervanging van de oorspronkelijke opvoedingssituatie bieden. Dit gebeurt in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de ouders door een hulpverleningsinstelling. Wanneer blijkt dat een kind niet thuis kan verblijven (of vanuit een verblijfsinstelling kan uitstromen), wordt altijd eerst gekeken naar de mogelijkheden van pleegzorg (ongeacht de leeftijd van de jeugdige).
Het uitgangspunt van pleegzorg is dat de jeugdige indien mogelijk weer bij zijn of haar ouders gaat wonen. De mogelijkheden hiervoor worden voor ieder pleegkind afgewogen. Pleegzorg sluit nauw aan bij de inhoudelijke uitgangspunten van verblijf: ∙ Pleegzorg draagt bij aan normaliseren; ∙ De jeugdige wordt zoveel mogelijk in de buurt opgevangen waardoor het kind o.a. naar school kan gaan en kan participeren in het netwerk; ∙ Er vinden zo min mogelijk wisselingen plaats (verhuizen van de jeugdige).
Als terugkeer naar huis niet mogelijk is biedt pleegzorg een permanent vervangende opvoedsituatie en wordt er gewerkt aan een goede relatie tussen ouders, pleegouders en pleegkind. Pleegouders kunnen in het sociale netwerk van het pleegkind en de ouders worden gezocht. Behalve familie behoren daartoe ook bekenden. Deze vorm van pleegzorg wordt ook wel ‘netwerkpleegzorg’ genoemd. Daarnaast zijn er geregistreerde pleegouders, ook wel ‘bestandspleegouders’ genoemd. Tot slot zijn er ook pleegouders die pleegkinderen tijdelijk opvangen om andere pleegouders/gezinsouders te ontlasten (zoals weekenden).
Dit arrangement is uitsluitend bedoeld voor jeugdigen met een (vastgestelde) licht verstandelijke beperking (LVB) of voor een jeugdige waarvan de ouders een (vastgestelde) licht verstandelijke beperking hebben. Ruime kennis en ervaring met deze doelgroep is essentieel voor een juiste begeleiding. Daarom is dit arrangement alleen toegankelijk voor aanbieders die de kennis en ervaring aan kunnen tonen. De gemeenten stellen dat deze alleen kan worden geborgd doordat de zorgaanbieder een doelgroep bedient die voor minimaal 80% uit jeugdigen met (of jeugdigen met ouders met) een licht verstandelijke beperking bestaat.
5.2 Pleegzorg regulier
Pleegzorg is een vorm van zorg waarin pleegouders het pleegkind verblijf, verzorging en vervanging van de oorspronkelijke opvoedingssituatie bieden. Dit gebeurt in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de ouders door een hulpverleningsinstelling. Wanneer blijkt dat een kind niet thuis kan verblijven (of vanuit een verblijfsinstelling kan uitstromen), wordt altijd eerst gekeken naar de mogelijkheden van pleegzorg (ongeacht de leeftijd van de jeugdige).
Het uitgangspunt van pleegzorg is dat de jeugdige indien mogelijk weer bij zijn of haar ouders gaat wonen. De mogelijkheden hiervoor worden voor ieder pleegkind afgewogen. Pleegzorg sluit nauw aan bij de inhoudelijke uitgangspunten van verblijf: ∙ Pleegzorg draagt bij aan normaliseren; ∙ De jeugdige wordt zoveel mogelijk in de buurt opgevangen waardoor het kind o.a. naar school kan gaan en kan participeren in het netwerk; ∙ Er vinden zo min mogelijk wisselingen plaats (verhuizen v an de jeugdige).
Als terugkeer naar huis niet mogelijk is biedt pleegzorg een permanent vervangende opvoedsituatie en wordt er gewerkt aan een goede relatie tussen ouders, pleegouders en pleegkind. Pleegouders kunnen in het sociale netwerk van het pleegkind en de ouders worden gezocht. Behalve familie behoren daartoe ook bekenden. Deze vorm van pleegzorg wordt ook wel ‘netwerkpleegzorg’ genoemd. Daarnaast zijn er geregistreerde pleegouders, ook wel ‘bestandspleegouders’ genoemd. Tot slot zijn er ook pleegouders die pleegkinderen tijdelijk opvangen om andere pleegouders/gezinsouders te ontlasten (zoals weekenden)
6. Verblijf
Daar waar mogelijk groeien kinderen thuis op. Het uitgangspunt is altijd: thuis, tenzij. Wanneer dit echter niet mogelijk is, groeien kinderen zo veel mogelijk op in een gezinsvervangende setting, die zoveel mogelijk aansluit bij de leefomgeving van de jeugdige. Zodat wat goed loopt kan worden behouden. Het perspectief van de jeugdige staat centraal. De zorg wordt zoveel mogelijk integraal en rondom de jeugdige georganiseerd. Het creëren van een stabiele plek voor de jeugdige is van belang voor zijn herstel.
De kern van het verblijf is dat behandeling/pedagogische begeleiding noodzakelijk is. De behandeling en pedagogische begeleiding richt zich op de ontwikkeling van de jeugdige en begeleiding om de terugkeer van de jeugdige in het gezinssysteem of een zelfstandige woonomgeving in een stabiele en veilige omgeving te bevorderen. Indien door omstandigheden behandeling (voor de jongere) of de ambulante begeleiding richting terugkeer netwerk tijdelijk niet kan worden ingezet, is er op dat moment nog geen noodzaak tot een extra arrangement ambulante begeleiding of behandeling. De pedagogische begeleiding vanuit de leefgroep is in dat geval de basis en valt onder het tarief van het arrangement verblijf.
Jeugdige verblijft op een locatie van een jeugdhulpaanbieder zoveel mogelijk in zijn eigen leefomgeving5 waar jeugdhulp wordt geboden , indien zij meer dan 3 etmalen per week daarop is aangewezen. Dit is het geval als de thuissituatie niet ontwikkelingsgericht is, of gemaakt kan worden of als er sprake is van een gerichte vraag naar specialistische zorg, die niet in een ambulante setting kan worden vormgegeven. Het verblijf is gericht op het creëren van de randvoorwaarden om jeugdhulp te kunnen leveren die in de thuissituatie niet adequaat of doelgericht geleverd kan worden.
Bij het verblijf wordt de begeleiding dan wel de behandeling geboden die de jeugdige en zijn gezinssysteem nodig heeft om de zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij te bevorderen. De definities van begeleiding en behandeling zijn beschreven bij de arrangementen begeleiding en behandeling.
Verblijf is ingedeeld in vier categorieën. De mate van complexiteit van de jeugdige bepaalt de indeling.
Aanbieders van verblijf voldoen aan alle veiligheidseisen, waardoor in een veilige en verantwoorde verblijfsplaats voor elke jeugdige kan worden voorzien.
6.1 Verblijf Zelfstandigheid
Deze categorie biedt een vervangende woon- en/of opvoedingssituatie (m.u.v. gezinshuizen en pleegzorg) voor jeugdigen met problemen die een risico vormen voor hun persoonlijke ontwikkeling, bij wie het eigen gezinssysteem belemmerend is voor hun verdere ontwikkeling en/of die gebaat zijn bij een (gezins)woonvorm waarin continuïteit en jeugdhulp geboden wordt tot zij zelfstandig kunnen wonen. De (gezins)woonvorm en continuïteit die geboden wordt, past bij de ontwikkelingsbehoefte van de jeugdige; de jeugdige verblijft in een rustige, stabiele en veilige omgeving, waarbij hij/ zij zo nodig tot aan volwassenheid zo gewoon mogelijk kan opgroeien.
Behandeling of begeleiding is gericht op het versterken van het zelfoplossend vermogen en zelfregie van de jeugdige in een stabiele en veilige omgeving en omvat de volgende elementen: ∙ Aanleren van een aantal bij zelfstandigheid behorende praktische vaardigheden; ∙ Aanleren van vaardigheden gericht op ontwikkelingstaken (in de adolescentiefase). ∙ Ambulante ondersteuning aan (gezinssysteem)ouders en jeugdigen om zelfstandig te kunnen wonen en contacten met het gezinssysteem te onderhouden.
Concreet richt de zorg zich op een alternatieve woonvorm voor jeugdigen, waarbij de jeugdige praktische vaardigheden leert, behorende bij zelfstandig wonen, of voor het wonen in een (gezins)systeem. De ondersteuning is veelal ondersteunend en praktisch van aard. De aard van de situatie waarin deze jongeren/ jeugdigen verkeren is niet van dien aard, dat continu medewerkers aanwezig moeten zijn. In sommige situaties of tijden kan volstaan worden met een bereikbaarheidsdienst.
Doordat hier sprake is van een ‘training’ op zelfstandigheid, is de jeugdige veelvuldig op de locatie aanwezig, zodat deze leert om op eigen benen te staan. De jeugdige gebruikt de verblijfslocatie als verblijfsplaats, waardoor de jeugdige gedurende de behandeling ook de weekenden en vakanties in de instelling verblijft. In sommige gevallen (bijvoorbeeld de VF5) kan er sprake zijn van situaties waar toch nog behandeling noodzakelijk is op meerdere leefgebieden, voordat daadwerkelijk aan de zelfstandigheid kan worden gewerkt. In deze situaties waar jeugdigen nog hulp en soms zelfs overname nodig hebben op het gebied van sociale redzaamheid of het psychosociaal/ cognitief functioneren, kan nog behandeling noodzakelijk zijn gericht op het reguleren van gedragsproblematiek, ontwikkeling. In deze situaties kan sprake zijn een structurele zorgbehoefte als onderdeel van deze verblijfsvorm. Het betreft hier behandelingen waarna (na afsluiting) een traject voor zelfstandigheid kan worden ingezet (hetzij in de vorm van een terugkeer in de gezinssituatie of echt zelfstandig).
Tarieven onder het arrangement Zelfstandigheid vallen buiten het degressieve tarief, aangezien deze vorm van verblijf als de meeste wenselijk verblijfsvorm wordt gezien.
6.2 Verblijf Ontwikkelingsgericht
Deze categorie biedt verblijf voor jeugdigen die meestal probleemgedrag (internaliserend en externaliserend) gecombineerd met andere problemen in het psychosociaal functioneren hebben. Daarnaast is er vaak ook sprake van problemen rondom gezinssysteem en opvoeding. De jeugdigen hebben behoefte aan een tijdelijk vervangende woonsituatie, waarbij een multidisciplinaire behandelaanpak wordt geformuleerd en zich richt op het verminderen van de problematiek.
Deze behandeling omvat de volgende elementen: ∙ MDT (multidisciplinaire behandelaanpak) ∙ Orthopedagogische aanpak ∙ De systemische benadering van de hulpverlening Ambulante ondersteuning gericht op de problematiek van de jeugdige, welke geleverd wordt aan ouders en jeugdigen om weer thuis te kunnen wonen: Focus op competentievergroting van het hele systeem. Bij jeugdigen binnen deze verblijfsvorm is zorg noodzakelijk.
Deze zorg richt zich op de soms zeer ernstige gedragsproblematiek, waarvoor continu sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht noodzakelijk kan zijn. In deze situaties is de dominante grondslag voor de zorg een licht-verstandelijke beperking eventueel in combinatie met psychiatrische problematiek. Behandeling in deze setting is een eerste stap naar de terugkeer in de gezinssituatie of toewerken naar zelfstandigheid. Na de behandeling in deze setting blijven verdere stappen echter nog steeds noodzakelijk alvorens dit kan worden bereikt. In deze laatste situatie kan de verblijfssetting ook in een besloten vorm neer worden gezet.
6.4 Gezinshuizen
Definitie Een gezinshuis is een kleinschalige vorm van jeugdhulp - georganiseerd vanuit een natuurlijk gezinssysteem - waar gezinshuisouders volgens het 24x7 principe opvoeding, ondersteuning en zorg bieden aan bij hen in huis geplaatste kinderen en jongeren die tijdelijk of langdurig zijn aangewezen op intensieve en professionele hulpverlening als gevolg van beschadigende ervaringen en/of complexe problematiek.
Essentiële kenmerken gezinshuis ▪ De mogelijkheid om een jeugdige deel te laten nemen aan een gewoon gezinsleven evenals de continuïteit die de jeugdige geboden wordt en de geborgenheid en veiligheid die het gezinshuis biedt aan de jeugdige. ▪ De kleinschaligheid van een gezinshuis maakt een individuele benadering van de jeugdige mogelijk. ▪ De gezinshuisouders zijn als vaste opvoeders 24 uur per dag, 7 dagen per week aanwezig in het gezin. ▪ Een gezinshuis is gevestigd in een ‘gewone’ buurt waardoor kinderen op een normale manier kunnen meedoen in de maatschappij.
Hulp is gericht op: ▪ de jeugdige op een methodische wijze (sociale) vaardigheden te leren en gedragsalternatieven of gedragsinstructies aan te bieden ▪ de ouders te helpen om terugkeer naar huis weer mogelijk te maken ▪ de ondersteuning en screening van gezinshuisouders ▪ een zorgvuldige matching tussen gezinshuis en jeugdige ▪ de samenwerking gezinshuisouders, betreffende jeugdigen, biologische ouders, de betrokken gedragswetenschapper en hulpverlener ▪ de jeugdhulpinstelling draagt zorg voor een vroege verbinding tussen een mogelijke ambulante aanbieder en het biologisch gezin
Matchingsproces Het matchingsproces tussen gezinshuis en kind is zeer belangrijk. Bij gezinshuizen die onder verantwoordelijkheid van een zorgaanbieder werken zorgt de zorgaanbieder voor de matching, waarbij de jeugdige actief wordt betrokken. Bij zelfstandige gezinshuizen dient de verwijzer (GI/gemeente) en het gezinshuis gezamenlijk te komen tot een verstandige matching. Het opgestelde profiel van de gezinshuisouders is daarbij ondersteunend. De betrokken gedragswetenschapper kan tevens ondersteunen hierin.
Toekomstplan Indien de jeugdige 16 jaar of ouder is wordt tevens een toekomstplan opgesteld. Zes maanden voor de 18e/21ste verjaardag van de jeugdige wordt contact opgenomen met de toegang van de gemeente waar de jeugdige nu verblijft en waar de jeugdige gaat verblijven over de eventuele benodigde vervolghulp.
6.5 Logeren
Logeren is in eerste instantie bedoeld als respijtzorg. Respijtzorg is het tijdelijk overnemen van de totale zorg. Dit gebeurt om de mantelzorgers (vaak de ouders) te ontlasten. Voor mantelzorgers is dit een belangrijke vorm van zorg, omdat het hen in de gelegenheid stelt de zorg voor hun kind langer en beter vol te houden. Logeren maakt het voor ouders en kinderen/jeugdigen mogelijk om even afstand van elkaar te nemen, om daarna met nieuwe energie samen verder te kunnen. Daarnaast moet er tijdens het logeren gewerkt worden aan de doelstellingen die binnen een begeleidingstraject van het gezin gesteld zijn. Logeren is daarmee een verlengstuk van het begeleidingstraject. Daarom is het ook wenselijk dat dezelfde aanbieder begeleiding alsook logeren biedt aan een gezin.
Let op: Logeren wordt niet standaard ingezet bij een begeleidingsarrangement! Vaak zijn er ook mogelijkheden om de respijtzorg op een andere manier vorm te geven, bijv. in het sociale netwerk. Indien ouders het logeren meermaals afzeggen of er sprake is van no-show, dient de aanbieder dit terug te koppelen aan de gemeentelijke toegang. Er wordt dan samen een gesprek gevoerd over de noodzaak van het arrangement logeren. Het is belangrijk om aan de voorkant de verwachtingen goed duidelijk te maken, waarbij wordt aangegeven dat logeren niet vrijblijvend is.
7. Crisis
7.1. Crisis
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Praesent sit amet ultricies nulla. Donec at bibendum tellus. Morbi ac accumsan neque. Suspendisse nec elit eu mauris semper lacinia et vel ante. Morbi sollicitudin consequat malesuada. Maecenas sodales ante a enim eleifend mollis. Curabitur hendrerit vehicula justo id pretium.